
9-12 minuten min.
Sneeuwstorm in Ísafjörður
Soms ontdek je een plek op de wereld die echt magisch is. Ísafjörður is zo’n plek. Het is een vrij afgelegen stad in IJsland, die ligt ingesloten tussen steile bergwanden van de Westfjorden. In de winter is een slingerende, eenzame weg de enige manier om er te komen — als die al opengesteld is. Er hangt een vervreemdende maar toch ook knusse sfeer in het stadje.
Het is maart 2017, en het weer in IJsland weet nog niet goed of het lente zal worden of dat het nog even winter zal blijven. Het kwik schommelt rond vriespunt en het weer kan elk moment omslaan. Samen met Jerom heb ik een Hyundai i10 gehuurd — de goedkoopste huurauto die we konden vinden op internet. Met winterbanden en metalen spikes die automatisch naar buiten gaan is de auto redelijk winterklaar, al blijft het natuurlijk een kleine auto met 2-wielaandrijving.
We doen een rondje op de ringweg 1 van IJsland en hebben ons al eens door een besneeuwde bergweg met kronkelingen omhoog en omlaag geworsteld om een stuk af te snijden van de hoofdroute. De ringweg 1 wordt goed sneeuwvrij gehouden en ook enkele nevenwegen zijn al goed toegankelijk. De wegen die meer landinwaarts gaan zijn volledig onbegaanbaar, maar daar hebben we dan ook niks te zoeken.
Vooraf hadden we het lumineuze plan opgevat om vanaf Akureyri naar Ísafjörður te rijden, en vervolgens via enkele tunnelwegen en een veerpontje een groot stuk af te snijden naar Olafsvik. Het boottochtje zou een welkome afwisseling worden op het urenlang doorsnijden van het verstilde landschap met onze kar. Maar tot deze week was autoweg 60 richting veerboot compleet afgesloten geweest. Dus het zit aardig op het randje van wat haalbaar is met een veredelde stadsauto.
Bij onze bed and breakfast in Ísafjörður ontvingen de hosts ons hartelijk. Toen we meneer de host vertelden over onze veerbootplannen, zei hij dat we het beste de nacht konden afwachten. Er is onguur weer voorspeld en het is nog maar zeer de vraag of we onze geplande route wel konden vervolgen. De volgende dag belt hij vrienden die verderop wonen op de route en het verkeersinformatienummer. Het lijkt er inderdaad niet op dat die weg begaanbaar gaat zijn. Hij stelt dat we beter dezelfde route terug kunnen nemen, omdat deze wel sneeuwvrij wordt gehouden. Wel is er een verraderlijke bergpas die we moeten doorkruisen. Op de heenweg was deze geen probleem, maar nu lijkt ook daar het weer te zijn omgeslagen. We krijgen de tip om op tijd te vertrekken en onze auto helemaal vol te tanken — zo blijven we in ieder geval warm.
Ter illustratie: wegenkaart van de Westfjorden in de winter
We doen dit inderdaad en vol goede moed gaan we weer de slingerende weg langs de steile bergwanden af richting het oosten. We moeten vandaag een heel stuk omrijden doordat we de veerboot niet meer kunnen bereiken. Op het moment dat we de bergpas oprijden, begint het landschap flink te veranderen. Langzaamaan wordt de weg steeds witter en zijn de paaltjes langs de rand van de weg steeds moeilijker te zien. We komen achter een andere kleine auto te rijden met twee Fransen meiden erin. Die beginnen zich toch wat zorgen te maken over het verloop van het weer. Het waait hard en er stuift continu sneeuw de weg op — vrijwel horizontaal vliegen sneeuwvlokjes door de lucht.
De Fransen laten ons voorgaan; zonder referentiepunt rijden zij liever niet verder. Dus laten we ze achter ons aan rijden. Jerom zit achter het stuur. Het begaanbare deel van de weg wordt steeds smaller en smaller, zodat ook het passeren van auto’s of het langs laten van tegenliggers steeds uitdagender wordt. Uiteindelijk komen we tot stilstand achter een auto die vastzit in de sneeuw. We kunnen deze auto niet passeren, dus we besluiten even af te wachten. Na wat uitgraven en bikkelen met wat hulp weet de chauffeur voor ons weer weg te rijden. De Fransen achter ons hebben inmiddels al rechtsomkeert gemaakt.
Dan blijkt dat wij tijdens het wachten ook lichtelijk zijn ingesneeuwd. Ik loop naar buiten en probeer de banden zo goed mogelijk uit te graven. Het is ijzig koud met een harde wind en veel stuifsneeuw. Ik geef een flinke duw tegen de achterkant van de auto, terwijl Jerom achter het stuur gas geeft. Het mag niet baten, we komen niet meer vooruit.
Jerom belt in eerste instantie de IJslandse wegenwacht. Die kunnen ons niet zo veel vertellen en zeggen dat we het beste contact op kunnen nemen met het autoverhuurbedrijf als we echt gestrand zijn. Wanneer Jerom het autoverhuurbedrijf belt, blijkt dat ze ons tegen een forse vergoeding kunnen wegslepen. Ze willen iemand naar ons toesturen vanuit Holmavik, dus vanaf de andere kant van de bergpas, maar het kan wel een tijd duren voordat ze ons bereiken. Voordat ik er erg in heb, gaat Jerom hiermee akkoord. Ik had liever nog wat pogingen gewaagd om weg te komen, want we staan in principe gewoon nog op de weg en zo ontzettend ingesneeuwd kunnen we nu ook weer niet zijn, lijkt me. Maar Jerom vindt het wel mooi geweest en gaat direct akkoord met de weghulpkosten. Wat meespeelt is dat Jeroms laatste avontuur met een huurauto niet helemaal vlekkeloos was geëindigd, dus hij handelde ook deels in een reflex en bleef vooral heel erg kalm.
Dan is het wachten. Heel af en toe komt er een auto langsgereden, waarop we aangeven dat hulp al onderweg is. Ook rijdt er een grote sneeuwschuiver voortdurend heen en weer over de bergpas om deze begaanbaar te houden. Na een lange tijd komt onze hulp aangereden in een pick-up. Maar deze man helpt vervolgens eerst een andere chauffeur. We hebben ons kenteken telefonisch doorgeven, dus het kan geen vergissing zijn. Behalve dan dat ons kenteken totaal niet meer te lezen is, natuurlijk. Maar op navraag verzekert deze bikkelende viking ons, dat we gewoon nog even moeten wachten in onze auto.
Wanneer de andere auto weg kan rijden, komt de viking ons ook helpen. Met wat getrek en wat aanwijzingen over goede stuurposities, komen we uiteindelijk weer vooruit. Het is ons gelukt. De viking blijft met zijn 4×4 voor ons rijden. Hij kan ons vanwege alle sneeuw niet zo goed zien door het achterraam, dus eens in de zoveel tijd opent hij zijn deur om te kijken of we nog achter hem rijden.
Op een gegeven moment houdt hij in, en besluiten we voor hem te gaan rijden. Zo kan hij ons makkelijker in de gaten blijven houden en hoeft hij niet telkens achterom te kijken. Maar de contouren van de weg worden steeds onduidelijker en de hoeveelheid sneeuw neemt alleen maar toe. Zelfs met de koplampen op de sneeuw zien we alleen maar wit. De lucht, het landschap, de weg: ze zijn nauwelijks meer te onderscheiden van elkaar. Ook hopen sneeuw zijn steeds lastiger te zien. En ja hoor, op een gegeven moment rijden we voordat we er erg in hebben in een sneeuwhoop.
De viking gaat ons opnieuw uit de sneeuw trekken, maar deze keer zitten we er een stuk dieper in. Met wat trekwerk van voren, wat trekwerk van achteren en wat tevergeerfs gestuur komen we maar lastig uit de sneeuwhoop. De viking probeert ons er met steeds hardere stoten van zijn 4×4 eruit te rukken. Totdat dit uiteindelijk lukt. Een hele opluchting.
Daarna wordt de bergpas weer steeds beter begaanbaar. We hebben uren doorgebracht op de bergpas, maar uiteindelijk zijn we er toch doorheen geraakt en met onze volle tank zaten we in ieder geval altijd lekker warm in de auto. In Holmavik volgt nog een korte inspectie van de voertuigen en kunnen we onze tank weer volgooien bij de benzinepomp. We bedanken de viking voor zijn hulp en vervolgen voorspoedig onze weg naar Olafsvik, waar we een stuk later dan gepland aankomen bij onze overnachting.
Eind goed al goed, want het blijkt (weken later) zelfs dat de verzekering die we bij de huurauto hebben afgesloten, de kosten dekt. Wat rest zijn toch vooral herinneringen aan dat magische stadje Ísafjörður, ingeklemd tussen die steile bergwanden, waar we niet zo lang konden blijven vanwege onze sportieve planning, maar wat een diepe indruk heeft achtergelaten.